Ik weet nog precies waar ik deze gedachte kreeg: Het was in een witte mobiele toiletunit, tijdens een bezoek aan een popconcert in Amsterdam. Ik was het nieuwe familiehuis in het oosten van het land ontvlucht en teruggekeerd naar mijn geboortestad, alleen en zeventien. Ik worstelde met veel dingen en één daarvan was mijn moeder. Haar geestelijke gezondheid was altijd zwak en ze was meestal bang. Toen ik aan het plassen was, begreep ik het ineens: als je je door één angst laat overheersen, komen er de volgende dag twee, als kleine spookjes die zich vermenigvuldigen tot je niet meer zichtbaar bent, bedekt door kleine “spookjes”. Sinds dat moment heb ik me er altijd tegen verzet. In die tijd had ik twee fobieën, een voor honden en een voor ’s nachts buiten lopen. Ongetwijfeld veroorzaakt door de Indonesische wiet die ik rookte. Om daar vanaf te komen dwong ik mezelf om in parken te gaan wandelen, omringd door heel veel honden, en ’s nachts in de stad te gaan wandelen, waarbij ik me altijd concentreerde op mijn lage ademhaling. (Cold turkey, het kostte veel, maar het werkte, weg waren die fobieën, en ook voor de rest van mijn leven de marihuana. Jaren later was er nog een heel hardnekkig “spookje”; elke keer als ik wegreed van mijn muziekstudio, vroeg het me: “Hé, weet je wel zeker dat je de sloten hebt gesloten zoals het hoort?”. Goed punt, met al mijn instrumenten erin. Maar ik weigerde toe te geven en ging nooit terug om het te controleren. Mijn arme moeder diende als antiheld en gaf me een sterk voorbeeld van hoe het niet moet in het leven. Natuurlijk zijn er ook goede, functionele angsten, wees gerust, daar heb ik het niet over.
Welke score van 1-10 zou jij jezelf geven voor het omgaan met angst?
(illustraties saskia pfaeltzer)